Andelina: ik had een rokje. Ik had een t-shirt met strikjes. En een hoed met strikjes.
Believe: ik heb een das, ik heb een trui, ik heb ook een riem en een sjaal op mijn hoofd.
Kelsey: ik had een rokje aan. ik heb een t-shirt zonder mouwen.
Maxim: ik heb een hoed aan en een das en een ooglapje.
Amin: ik had een t-shirt, een kroon. Ik had een mes.